Op een kille winternacht werd ik verblind door jouw blik.
Frustraties, woede en stille leemtes vertoonden vraagtekens op je gezicht.
Terwijl ik angstig en machteloos naar je toekeek, wou ik een reddende engel zijn,
maar ik besefte niet dat ik er zelf naar op zoek was.
Verwarring bracht ons bij elkaar,
en regen, sneeuw en storm haalden ons weer uiteen.
We voelden elkaar aan, terwijl er van liefde geen sprake was.
Eigenlijk waren we allebei gewoon zoekend naar antwoorden.
Dromen en illusies, drank en seks, haat en verdriet
scheurden onze werelden weer in duizend stukken.
Jaren verstreken en dagen en uren gleden langzaam voorbij.
Niets was nog herkenbaar.
Niets kon de herinnering nog bekoren.
Stilte kan hard zijn.
Stilte kan wreed zijn.
Maar stilte kan breken als half bevroren ijs waarin jouw weerspiegeling mijn verbeelding plots weer de kost geeft.
En net wanneer ik vrede heb gevonden met de herinnering, mijn laatste traan is vervlogen en mijn hart bevrijd is …
vertroebel je opnieuw mijn zicht.
Plots is het alsof mijn hart in jouw hand ligt,
mijn angst in jouw blik,
en mijn verdriet in jouw kus.
Maar je bent niet wat ik wou, en je was niet wat ik wou,
ook al heeft het lot allang bepaald waar de weg heen leiden zal …
Ik voel me zweven op pijnigende golven van afscheid.
Jouw zien lijden is hard, hevig en hartverscheurend.
Maar mezelf daarin verliezen is gewoonweg onaantastbaar.
Door Ine Verhagen
op 6 februari 2010